Solo van België naar Australië op een BMW R1100 GS motorfiets.
Zevende verslag - 6 t/m 19 juli 1998...
Het vertrek op donderdag viel een beetje tegen: Het Indische consulaat had veel tijd nodig. Ik ben er woensdag maar zelf naar toe gereden en heb gepoogd uit te vinden wat er aan de hand was. De procedure schijnt te zijn dat er een fax naar Den Haag (!) wordt gestuurd waarin om een soort verklaring van geen bezwaar wordt gevraagd. Toen ik vroeg wanneer daar antwoord op verwacht mocht worden werd mij verteld dat dat morgen (donderdag) het geval moest zijn. Als het antwoord er niet was zou in ieder geval op vrijdag een visum worden gegeven.
Ik begreep er niets van. "Waarom dan niet vandaag al een visum als u dat kennelijk toch eigenmachtig mag doen?", vroeg ik. Dat was, omdat het consulaat in Nederland 48 uur krijgt om te antwoorden. "Mooi! Ik heb 8 dagen geleden aangevraagd en dus kan ik nu een visum krijgen, zeker?". Weer fout: de aanvraag duurt altijd 7 tot 10 dagen. "Waarom?" wordt beantwoordt met schouder ophalen. Schiet mij maar lek. Nog wel even gevraagd om het telefoonnummer van het consulaat in Den Haag. Die heb ik die middag te pakken gekregen. "Met Van Nijendaal? Is uw voornaam Adriaan? Die aanvraag hebben we net vanmiddag ontvangen!". Het antwoord zou nog die middag om vijf uur teruggefaxt worden: de goedkeuring zou worden gegeven. Om vijf uur in Nederland is het in Istanbul al zes uur. De volgende ochtend gebeld en gevraagd hoe laat ik mijn paspoort kon terughalen.
"Er is nog geen antwoord van Den Haag - kunt u vrijdag na vier uur terugkomen?" Nee natuurlijk. "Ik heb hier een fax confirmation in mijn hand, gistermiddag gestuurd aan faxnummer dit-en-dat in Istanbul! Hoe kunt u die fax nu al kwijt zijn!", riep ik, terwijl ik intussen wel met lege handen zat. Ze gingen kijken, en oh wonder! de fax was toch aangekomen. Ik kon mijn paspoort onmiddelijk komen ophalen. Ik dus op het brommertje naar Cumhuriyet Caddesi (de weg weet ik inmiddels uit mijn hoofd, dwars door Istanbul). De receptionist probeerde nog of ik om drie uur terug kon komen, maar toen heb ik gezegd dat ik hier en nu een afspraak had met de 'visa officer'. Na nog wat gepruttel van deze officer en 10 minuten wachten kreeg ik eindelijk mijn paspoort waarin nu zes visa staan. Voorlopig kan ik even vooruit.
Jo en Kamil (die ik overigens in een vorig verslag Kalim heb genoemd - sorry Kamil!) waren erg blij voor me en ikzelf natuurlijk ook. Ze vonden het alleen wel jammer dat ik gelijk de volgende ochtend al weg zou gaan. Ze hebben me de laatste (regenachtige) avond andermaal uitgenodigd voor het eten. Ook Janel en haar man John waren aan het inpakken. De Schotse vrienden hebben ruim de tijd genomen voor hun beslissing en ik voelde erg met Janel mee.
John wilde namelijk met alle geweld door Iran en Pakistan en Janel zag dat in chador in Iran en op de uitlopers van de Himalaya in Pakistan helemaal niet zitten. Ik geef haar groot gelijk. Ze hebben uiteindelijk (met licht-valse) studentenkaarten een zeer voordelige vlucht met Lufthansa via Frankfurt naar New Delhi gekocht. De fietsen konden mee. Ze zouden om zes uur 's ochtends vertrekken en zijn de avond ervoor al naar het vliegveld vertrokken om niet in het donker om drie uur 's nachts tussen die volstrekt idiote automobilisten terecht te komen. Met gevoel voor drama werden de hemelsluizen helemaal geopend toen het moment van afscheid nemen was gekomen. Nu zitten ze in de moesson in India. Ik hoop dat het goed met hen gaat.
De volgende ochtend was ik vroeg uit bed - ik kon haast niet wachten tot het licht was. Nadat ik alles snel ingepakt had en afscheid had genomen van Jo en Kamil ben ik op weg gegaan. De zon scheen, de wegen waren droog en de alles was lekker gespoeld door de regen die nacht. Tijd om kustwegen te gaan rijden! Van Istanbul naar Bursa, vandaar langs de kust van de zee van Marmara. Vanaf de Griekse kust maakte het landschap een lege indruk op me. Istanbul was erg vol, en rondom de steden domineren telkens flatgebouwen in de stijl van de (oude) Bijlmer. Erg deprimerend. De stukken tussen de steden zijn vol met landbouw activiteiten. Er wordt hier behoorlijk intensief gebruik gemaakt van de grond. Wat meer naar de kust toe zie ik eigenlijk weinig toeristische activiteit - het lijkt wel alsof de landbouw hier voorrang heeft. Het landschap is naar de zee toe vlak, ik zie naar de binnenlanden eerst wat heuvels maar naarmate ik dichterbij de Straat van Marmaris kom, veranderen de heuvels in het binnenland in bergen.
Het is wel koud! Da's te zeggen: ik ben gekleed op de hittegolf van de vorige week maar nu halen we maar 22 graden. En dan koel ik nogal af in mijn woestijnpak. Voor het eerst in een lange tijd de sweater maar eens uitgegraven. Toen ik na een dag rijden vond dat het wel genoeg was geweest ben ik zomaar ergens afgeslagen en had een camping binnen de kortste keren op een eilandje met vaste verbinding: Alibey. Een heel mooie plek: ik ben er gelijk de volgende dag (een zaterdag) gebleven (en de was gedaan).
Ik ben zaterdagavond gaan eten in het nabij gelegen dorp Ayvalik. Daar ben ik voor het eerst eens gaan kijken in een Lokanta. Da's namelijk de plek waar ik, weg van de boulevard waar alle toeristen waren, alleen maar Turken aantrof. Ik heb er kennis gemaakt met een soort Moussaka naar Turks recept. Ik heb er onmiddelijk twee porties van verorberd. Een ander gerecht dat was gebaseerd op noten kon mijn goedkeuring niet echt wegdragen. Nadat ik dat alles had opgegeten wilde de eiganaar eens even uitgebreid praten over de motor. Dus werd zo'n jochie in het begin van z'n tienerjaren erop uitgestuurd om 'Chay' (thee) te organiseren en was mijn reisje weer onderwerp van gesprek.
Dit land lijkt wel drie bevolkingsgroepen te hebben: De vrouwen die het vervelende werk doen, de jochies die hard lopen als men met de vingers knipt en de mannen die elkaar altijd wel iets te vertellen hebben onder het genot van een glas thee. Da's natuuurlijk een grove generalisatie - ik zal wat verfijningen aanbrengen. Maar opvallend is dat iedere dienstverlenende onderneming een aantal van die kleine mannekes heeft rondlopen die het voetenwerk doen (ongetwijfeld onder het mom een vak te leren). Ze maken het werken wel aangenaam: In Instanbul bij de kapper, bijvoorbeeld.
De kapper is een ervaring hier. Op een ruimte van hooguit 5 bij 6 meter staan vier ouderwetse kappers stoelen, lopen er drie kappers rond en evenzovele van die assistenten in hun tienerjaren. Alle stoelen waren bezet en er zaten nog twee wachtenden in stoelen in een hoek. In Noord-Europa zijn we veel vrijer dan in Turkije - geen door de religie opgelegde kleding, geen schande als je ongetrouwd samenwoont en de kapper zou wel eens homosexueel kunnen zijn. In Turkije niet. Niet openlijk, tenminste. De kapper is dus niet benauwd zijn klant aan te raken. Mijn haar werd betast (ik heb nogal dun haar, anders dan men in Turkije gewend is) en eventuele onregelmatigheden in de groei werden met de vingers opgespoord. Toen de kapper dacht dat ie wist wat voor vlees ie in de kuip had legde hij zijn handen te ruste op mijn schouders en informeerde naar mijn wensen.
Ik wilde kort haar maar zonder scheerbeurt. Ik wilde namelijk voor de Moslim landen een baardje kweken. Wilde, want de korte baardhaartjes zitten telkens vast in de kinband van de helm. Bovendien jeukte het erg en heb ik de poging beperkt tot het decoreren van de bovenlip. (Wat een oude kop krijg ik van zo'n snor, zeg!) De kapper deed zijn werk zeer vakkundig - ik had niet voor niets de volste zaak uitgekozen die ik kon vinden. Ik vond toch al dat Turken bijna altijd keurig gekapt zijn en deze kapper bevestigde dat. Je krijgt een handdoek op je schoot, een ander om je schouders, crepepapier om je hals en een kappersshort om. Lekker warm als het buiten 35 graden is. Eén knip met de vingers leverde een handdoekje op waarmee mijn voorhoofd werd drooggehouden. Twee personen in de weer om mij van mijn overtollig haar en transpiratievocht af te helpen...
En toen de plantenspuit met water leeg was werd andermaal zo'n manneke belast met het vullen. Ook thee halen, het vegen van de vloer, het afborstelen van vertrekkende klanten zijn taken voor de jonge tieners. Na het knippen wordt het haar hier gewassen, dus niet omdat de kapper het wil van tevoren, maar omdat de klant dan vertrekt zonder die miniscule afgeknipte haartjes op zijn hoofd. Alleen moet je hier even vooroverbuigen, want zo'n prachtige lekbak waar je hoofd achterwaarts in past hebben ze niet. Zou ook geen plaats voor zijn.
En ook het restaurantje in Ayvalik had zo'n manneke en die trok een sprint voor mijn thee. Van de restaurateur heb ik de Turkse namen voor mijn eerstvolgende bestemmingen geleerd. Zo ga ik naar Suriye, Lübnan en Ürdün (Jordanië). Aansluitend ben ik aan de overkant van de straat Turkse koffie gaan drinken. Ik had zicht op mijn motor die voor het restaurant stond. Bijna alle mannen kijken naar het ding - de vrouwen zien er niets bijzonders in.
Naast de kleine mannekes die het loopwerk doen, zijn het de vrouwen die hele dagen voorovergebogen in het land staan. Om te oogsten, onkruid te wieden en hier en daar zelfs koren staan te filteren (kaf en koren, weet je wel). De mannen doen ogenschijnlijk veel minder, maar 'belangrijk' werk. Zij besturen alles wat maar een beetje mechanisch is, zoals een trekkertje of zo'n machine om stro tot balen te persen. Zelfs iets triviaals als het pompje voor de bevloeiing van de akker is mannen werk. Ook het vervoer van en naar de akker wordt door de man gedaan: ik zie regelmatig zo'n 125cc brommer met vader voorop, een kind en moeder daarachter. Misschien is het daarom dat de vrouwen niet echt naar motoren kijken.
Na de koffie (en nog meer thee die daar onvermijdelijk op volgt) ben ik teruggereden en kwam een paar zwoegende mountainbikers tegen. Het bleek een Duits echtpaar te zijn die met hun camper te gast waren bij het hotel iets voorbij de camping in Alibey. Veel hotels laten mensen in hun tuin kamperen, in de hoop dat de kampeerders klanten van het restaurant worden. Deze Duitsers hadden een plekje op een klif - werkelijk ongelofelijk fraai. Het was ook al niet meer de eerste keer dat ze er waren. De man wilde graag praten over wereldreizen en hij dacht ook nog wel wat tips over Turkije voor mij te hebben. En dus ben ik later op die avond naar ze toe gegaan. Ik lag pas om middernacht in bed.
Die volgende ochtend om zes uur op en om zeven uur onderweg naar Efes. Zo vroeg was het nog heerlijk koel (23 graden) en verliep de reis voorspoedig. Het landschap wordt van Alibey tot Izmir gedomineerd door landbouw in de strook van de zee tot de eerste bergen. Dichterbij Izmir wordt de lucht, die toch al vrij stoffig is, echt vies. Een grote olieraffinaderij braakt weer geel spul uit, dat zich in de windstilte verzamelt in een grote laaghangende wolk. Ik heb Izmir geen aandacht gegeven, ik ben slechts doorheen gereden. Ik wilde immers naar Selcuk, want daar liggen prachtige ruïnes van een complete stad.
Het heet Efes en is inderdaad de moeite waard hoewel het in alle opzichten een tourist-trap is, compleet met tapijthandelaren en andere toeristen aasgieren. Ik heb de motor, afgezien van de tanktas, toevertrouwd aan de zorgen van een tapijthandelaar die mij na afloop wel even een tapijt zou verkopen. Maar toen was ik al lang weg...
De volgende stop zou Pamukkale worden. Op die plaats stroomt zeer kalkhoudend water van de bergen, hetgeen heeft geleid tot witte bergen met plateau's met daarop kleine poelen met dat heilzame water erin. Die poelen zijn door mensen gemaakt en zijn leuk voor de toeristen. Er wordt entree geheven, en je moet je voertuig parkeren op een parkeerplaats. Van die parkeerplaats loopt een route naar de witte berg met poelen vol met badende gasten, langs de handelaren met namaak horloges en kleding, aangevuld met een paar tapijtboeren. Daar stond weer zo'n stokoude politie BMW, omdat ter plaatse niet geparkeerd mag worden. Iedereen die de euvele moed had daar te gaan staan lokte opgewonden gefluit uit van de bijbehorende agent.
Motorrijders verkennen de zaak eerst even per motor, en gaan dan pas lopen. Mijn motor dus naast de politie BMW gezet en gevraagd of ie ook even op de mijne wilde letten. Het verhaal werd zoals gebruikelijk: z'n collega werd erbij gehaald en beiden moesten ze op de foto. Maar mijn brommertje stond veilig - ik ben zelfs vergeten de sleutels uit het contactslot te nemen.... Ik ben tussen de vele, vele mensen door een stuk naar beneden gelopen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik het best een leuke tourist-trap vond.
Teruggekomen aan de kust (Pamukkale ligt een behoorlijk stuk landinwaarts) bleek in het volgende deel van de kustlijn geen landbouw meer bedreven te worden. Dat kan ook niet, omdat de bergen tot aan de zee lopen. En dus werd ik getrakteerd op het rijden van haarspeldbochten. De lucht is er schoner dan elders, de vegetatie onaangeroerd. Het hangt die typische geur van dat plantje dat als het warm wordt sterker gaat ruiken. Ik was onderweg naar een natuurlijk (zoet-water) meer, dat via een rivier uitmondt in de zee. Het landschap werd weer wat vlakker en landbouwers doken weer op. En daarmee ook de stoffige lucht en de andere vervuilingen. Het meer is leuk en heeft een camping die er goed uitziet. Het was inmiddels laat (Michael Schumacher had op Silverstone net gewonnen - met de twee uur tijdverschil was het dus inmiddels bijna zes uur) en ik verheugde me al op de rust. Fout! De disco naast de camping was net aan het proefdraaien. Ik dus weg.
Het werd lastig. De omgeving is niet erg toeristisch want de lokatie is lastig bereikbaar. De mensen die er komen arriveren per touringcar vanuit de grote centra zoals Antalya. Campings heb ik niet gevonden. Ik ben wel afhankelijk van bordjes langs de weg, want voor een campinggids biedt mijn motor geen plaats. Bij het vallen van de duisternis eerst maar wat gaan eten (alwéér kebab) en daarna in het plaatsje waar Sint Nicolaas ligt begraven het eerste pension genomen. Eerst nog thee drinken met de dames (de heren waren niet thuis). Zittend op de grond, op z'n tapijt dat me doorlopend te koop wordt aangeboden. De volgende dag vroeg weer op: om kwart over zeven was ik weer op weg.
Om acht uur kwam ik aan in Kas (dat schrijf je met s-cedille en wordt uitgesproken als 'kasjh'). Voor de lol even het plaatsje ingereden. Een heuse marina, vol met dure boten. En... een paar boten vol met duikuitrustingen! Ik ging dus voor de bijl: snel een duikclub uitgezocht die om acht uur 's ochtends al open was. Ik vond er een die door Duitsers werd gerund die wel Engels met me wilden spreken. Eén duik zou vijftig mark kosten, inclusief complete uitrusting met wetsuit. Eénmaal op de boot maakte ik kennis met Marion, de 'Ärtzlich Verantwortlicher' en tevens de mevrouw die duikles gaf. Die stond erop, in autoritaire termen, dat ik haar de buddy-breathing en de masker-afzet procedures zou laten zien en dat ik met een (aangewezen) buddy zou duiken. Ik vond haar dus gelijk al niet meer aardig.
Maar goed, ik heb mijn examentje natuurlijk met goed gevolg afgelegd en ben gelijk op pad gegaan met Mark, de duik-gids. Mark was best aardig, maar ging er onder water vanuit dat ik hem zou volgen. Na enig handgebaren onder water werden we het eens over de route.
Onder water ziet Turkije er niet heel bijzonder uit. De bodem is niet zwaar begroeid en er zijn niet veel vissen. Dan is Californië, hoewel het water daar veel kouder is, een stuk mooier. We hebben gekeken naar wat zeer grote schelpdieren, wat anemonen, een aantal slakken en zo nog wat moois. Wel een uur onder water geweest - heerlijk! Ik had zó de smaak te pakken, dat ik terug op de boot aan het onderhandelen ben gegaan voor een package deal voor de middag en de nachtduik. We werden het eens over 130 Mark, inclusief lamp-huur, voor de drie duiken tesamen. En ik had die ochtend al gezien dat ze een kleine versie van mijn eigen duiklamp hadden.
Die middag een duik gemaakt met een derde buddy. Mark was op zoek naar een stekelrog. De andere buddy heeft er één gevonden, maar Mark bleef daarna op 26 meter diepte boven het weinig interessante zand zwemmen. Twee maal heb ik verzocht met z'n allen wat boven de rotsen te gaan kijken en uiteindelijk ben ik op pad gegaan. Mark irriteerde zich zichtbaar aan zoveel ongehoorzaamheid. Ik heb in de rotsen een vissen-ruggengraad gevonden, de haak zat nog door het kaakbeen heen, het snoer om de kaken gewonden. We hebben de haak verwijderd, en het snoer opgerold (zat om vele rotsen heen vast). Kennelijk heeft een visser de lijn moeten doorsnijden, maar de vis heeft alsnog het loodje gelegd. Het geraamte werd afgekloven door vele stekel-wormen (bristle-worms) - de zee laat weinig verloren gaan. Eénmaal weer boven water met Mark overlegd wie nu eigenlijk de klanten waren en wie eigenlijk de meest ervaren duiker van ons was.
's Avonds wilde Marion dat we een team met vier duikers zouden vormen. Ik was nauwelijks begonnen met pruttelen toen Mark Marion apart nam. Toen ze terugkwamen zouden we gewoon twee teams met twee duikers elk vormen. Het werd een leuke nachtduik. We hebben een groot aantal octopussen gezien. Mooie beesten vind ik dat! Als je de lamp een beetje bij ze weghoudt (de gehele huid van een octopus is lichtgevoelig) dan kun je ze van kleur zien veranderen. Ook de manier waarop ze hun acht tentakels helemaal onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen vind ik fascinerend om naar te kijken. Tevens hebben we aan aantal squid (inktvissen, ik ken de Nederlandse naam niet) gezien: het zijn de 'klassieke' inktvisjes die een wolk kleurstof in het water achterlaten als je ze laat schrikken.
Vooral de twee laatste duiken waren prettig: ik was sneller dan ik zelf had gedacht aan de voor mij vreemde uitrusting gewend. De regulator was van het goede type: Scubapro R190. Het vest was een Seaquest waar een enorme hoeveelheid lucht inging (en moest, want ik had wat teveel gewicht).
Moe en tevreden weer terug in het pension wachtte me een onaangename verrassing: ik was weer naast een lawaai tent terecht gekomen... Het zou tot twee uur 's nachts duren. Ik in arren moede dus maar het nachtleven van Kas ingedoken. Ik kwam Sandra en Andrea (zelfde duik die ochtend, zelfde pension) tegen. Het was hun laatste avond en de dames haden besloten die in gepaste dronkenschap door te brengen. Ik heb me nog maar even aan de club-soda gehouden, want:
De volgende ochtend weer vroeg op pad. Om half acht, na een goed ontbijt met Petra de gastvrouwe richting Antalya gegaan. Het was warm, erg warm. Om een uur of elf was de rijwind in Antalya al 37 graden warm. Ik heb een grote fles koud water leeggedronken in een tankstation. Die kosten normaal 100.000 TL, in restaurants vaak 200.000. Deze man wilde 400.000, want in Antalya denkt men dat 'toerist' een synoniem is voor 'portemonnee' of 'geld'. En natuurlijk had ik geen kleinere briefjes dan 500.000 (nog steeds slechts 4 gulden waard). Na enig aandringen werd de prijs verlaagd tot 300.000, maar nog steeds voelde ik me getild. In het vervolg heb ik veel kleine briefjes en ga ik pas betalen als de motor al loopt - laat ze me maar proberen bij te houden als ik na een oplichtpoging wegscheur.
Via Alanya (veel hotels, veel strand) weer verder gegaan. Ik heb de lunch gegeten onder een grote boom langs de kant van de weg temidden van vrachtwagens en hun chaffeurs. Het was nog steeds erg warm en da's niks bijzonders hier. Er worden hier zelfs bananen verbouwd! Nog steeds is het terrein heuvelachtig en de akkertjes met bananen zijn allen vrij klein en liggen op de zuidkant van de hellingen. Overal langs de weg worden de trossen bananen te koop aangeboden.
Na een tijdje ben ik in noordelijke richting gaan rijden. Mijn doel (op termijn) was Kapadokya (Cappadocië in het Nederlands). Vanaf de kust loopt het hier erg steil omhoog - naar 1800 meter, om daarna weer te dalen tot zo'n 1000 meter. Geen landbouw, geen stof, geen vervuiling. Mooie bergen, lekker ruig. Een paar dorpjes hier en daar, gevuld met herders en hun kuddes. Ik heb een weg uitgekozen die op mijn grootschalige kaart als mogelijkerwijs onverhard staat aangegeven. Dat was dus helemaal niet het geval - de weg was beter dan de kustweg, want die is door het intensieve gebruik erg beschadigd.
In Ermenek, een klein plaatsje dat een hotel en een hotelletje heeft, ben ik om half vijf. Ik neem mijn intrek in het hotelletje, want het hotel biedt me een kamer aan waar de vloerbedekking in de kamer zo vies is dat ie plakt. In de zeventiger jaren doken er in Nederland 'Turkse pensions' op - kleine kamertjes vol met bedden, één toilet per verdieping en geen douche. Het hotelletje voldeed precies aan de beschrijving. In een donker hol waar volgens mij een op hout gestookte boiler stond waren twee kranen boven een stenen bak. Daarin stond een aluminium kommetje: "dit is de badkamer, meneer". Ik heb me laten uitleggen hoe één en ander werkte en ben aan de slag gegaan. De ene kraan gaf koud water en de andere heel erg heet water. Dat had ik wel eens anders gezien, de laatste tijd. In de stenen kom meng je het water tot een prettige temperatuur en kieper je het over je heen met het aluminum kommetje. Dat werkt beter dan die zielige lauwe straaltjes die uit die handdouches komen die je niet aan de muur vast kunt zetten zodat je maar één hand vrij hebt.
Daarna was het tijd voor chay (thee) in het dorp. Te voet, langs de kleine menigte die had verzameld rond een rode motorfiets voor het hotel, ben ik op weg gegaan naar het lokale koffiehuis. Onderweg had ik een Turkish Daily News gekocht, en zag uit naar een glas thee, een lichte maaltijd, een uurtje rust en een lange nacht.
Ik zat nauwelijks toen ik aan tafel werd genodigd bij een aantal jonge mensen. Het bleken de slager van de overkant, een metaalbewerker en een werkloze dienstplichtige. In Ermenek ziet men niet vaak Westerlingen en met eentje praten is natuurlijk helemaal het einde. Ik intussen had besloten me nu toch wat te gaan bekwamen in Turks, en was die middag een briefje gestart met de belangrijkste woorden (Alstublieft, goedemorgen/middag/avond enz). Na een uur Turkse les, veel chay en een glas Ayran (makkelijk, die kleine mannekes die alles voor je halen, ook al is het twee straten verder) was ik klaar voor die lichte maaltijd. Ik kreeg escorte van drie man en heb ik mijn eerste Adana kebab gehad (da's gewone kebab, maar gemaakt van schapegehakt in plaats van stukjes lamsvlees).
Daarna ging het naar de ijssalon, voor ijs en baklava. Inmiddels hadden we onderweg was extra mensen opgepikt en bij de ijssalon telde ik zeven bezette stoelen. Maar er bleven lieden binnenkomen - ik raakte de tel kwijt, maar het waren er meer dan 15. Een jongetje komt op me af en vraagt in het keurigste Engels dat sinds Janel had gehoord of ik de beleefde uitnodiging van zijn vader wilde accepteren kava te drinken in zijn vader's huis. Ik antwoordde dat ik hier was met mijn nieuwe vrienden en dat ik later de uitnodiging graag zou accepteren. De gebruikelijke conversatie volgde. "Hoe lang blijf je hier?" (morgen weer weg) "Wat kost die motor" (geen idee) "Waar ga je naar toe" (Suriye, Ürdün, Lübnan) "Heb je de grootste grot van de wereld al bekeken?" "Nee. Is die hier dan?", vroeg ik. "Jaah!", in koor, want trots zijn ze wel op hun dorp.
En dus werd een groot deel van het gezelschap (waaronder ook de leraar van de lagere school, die 'Frans' sprak) in het busje van de kosmopolitische vader geladen, en ging het omhoog naar de berg waaruit de grot gehouwen is. Dat het grootste is, geloof ik niet, maar dat maakt ook niet uit. We gaan naar een terras en ik moet een lokale trots proberen: een soort bramensap met ijs. Wat ben ik blij dat ik mijzelf heb laten wennen aan het drinken van water van twijfelachtige kwaliteit! Want dit zit zeker vol met bacterieën die zo kleurrijk beschreven staan in mijn boekje over reizigersziekten in warme landen.... Kennelijk was mijn vermoeidheid me aan te zien, want ze begonnen te informeren of ik wellicht terug wilde naar het hotel. Het was al donker, en op 1500 meter hoogte koelt het dan lekker af. Ik was inderdaad moe en wilde slapen.
Kapadokya was de volgende dag snel bereikt. Vlak nadat ik Ermenek had verlaten landde ik aan op de Anatolische hoogvlakte. Het landschap is hier behoorlijk desolaat: het is een steppe. De weg is kaarsrecht en omdat ik niet op de doorgaande weg zit ontmoet ik haast geen verkeer. De hoogvlakte is helemaal vlak - ik kan kilometers ver kijken over een vlakte die begroeid is met die kleine graspollen en verder niks. Wel zie ik een hele hoge besneeuwde bergtop maar die is volgens mijn kaart nog zo'n 80 kilometer verwijderd. De enige andere afwisseling zijn de paaltjes van de elektriciteit en telefoon.
De camping die de Duitser in Alibey mij had aangeraden was inderdaad de mooiere in de omgeving. Naast mij was een Turks echtpaar neergestreken. De eerste kamperende motorrijders die ik zag! Motorijders zijn in dit soort gevallen onmiddelijk vrienden en dit stel was geen uitzondering. Maar dat ik zoveel tijd met ze zou besteden had ik niet gedacht. Ik had thee voor hen gemaakt - Lipton Earl Grey. Heel anders dan wat ze hier gewend zijn. De man en ik zaten te praten toen het bijna half negen was. Het viel me al op, dat hij telkens op zijn horloge zat te kijken, en wat bleek: het werd tijd voor het avondgebed. Of ik daarna bij hen thee wilde komen drinken.
Halil en Çanan (zo bleken ze te heten) zijn Moslims. Ze slaan geen gebed over en hebben zelfs zo'n klein gebedstapijtje meegenomen. De manier waarop ze reizen is een verhaal apart: De motor is een MZ van wel 125cc. Achterop is een tent geknoopt, Çanan zit bovenop het middenstuk van twee canvas zadeltassen. Zo zijn ze helemaal vanuit Cankiri (50 kilometer ten noorden van Ankara) naar Kapadokya komen rijden. Met zo'n 70 kilometer per uur als kruissnelheid, wel te verstaan. Halil is in z'n eentje al heel Turkije rond geweest op dat brommertje.
Na het avondgebed maakte Çanan thee, en in Turkije gaat dat samen met wat brood en in dit geval een tomaten-kaas roerbaksel. Ik moest erg wennen aan de omgang met zulke gelovige mensen. Çanan richtte zich nooit direkt tot mij, maar vertelde mij altijd iets via haar man. De complimenten voor de thee (en maaltijd) gingen dus van mij naar Halil, die ze overbracht aan Çanan. Aanvankelijk hield ze zich helemaal afzijdig, Halil en Adriaan waren immers aan het praten... Na afloop zijn Halil en ik iets verderop gaan zitten zodat Çanan alles kon opruimen. Çanan draagt een hoofddoek van het type dat om het hoofdhaar én de hals wordt geknoopt. Als er niemand in de buurt is knoopt ze deze wel eens van achter vast, maar zodra er iemand aankomt wordt dat onmiddelijk veranderd. Ik heb haar hoofdhaar niet gezien (zoals dat hoort, kennelijk).
De ochtend zijn we met z'n drieën naar het openluchtmuseum in Göreme geweest. In heel Kapadokya hebben vroege bewoners huizen en kerken (wat het waren Christenen) in het vulkaan-as sediment uitgegraven. Daardoor zijn complete stadjes ontstaan die in de bergen lijken te zijn weggezonken. Het museum laat zo'n stadje zien. Tegen het eind van de omloop stuitte ik op een ruimte die door één van de suppoosten in gebruik was genomen. Er waren net een tweetal Engelsen uitgenodigd voor de thee en wij drieën konden er ook nog wel bij (en daarna kwamen er nog meer 'lokalen'). We hebben er wel een uur gezeten, in dat kamertje uitgehouwen uit de berg.
Turken zijn bijzonder gastvrij maar ik vond dat het mijn beurt was voor de lunch. Ik wist dat elk aanbod eerst twee keer beleefd wordt geweigerd en inderdaad bij de derde keer raakten we verzeild in een Lokanta voor Döner kebab (jawel, alweer kebab. Maar goed dat ik van schapenvlees houd). Toen de tijd voor het middaggebed was aangebroken wilde ik graag wat rust. Om gewoon uit te rusten en om wat te tijd te hebben om te schrijven. De afgelopen dagen heb ik het gevoel gekregen geen ogenblik met rust gelaten te worden. Dat ligt natuurlijk ook wel een beetje aan mezelf, maar de wereld is hier zo anders, dat ik er niet genoeg van krijg. Overal is iets te zien of te beleven dat ik nog niet eerder het ervaren.
Ik had me nauwelijks op het terras bij de receptie van een glas ijskoude tonic laten voorzien en daar kwamen de volgenden: Gerard en Laura! (met hun tot super camper omgebouwde vrachtwagen.) We waren allen zeer verrast elkaar weer tegen te komen, want dat hadden we niet vóór Pakistan verwacht. Ze waren op zoek naar een zwembad en deze camping heeft er één. Maar de prijs was ze te hoog en ze verwachtten vrij-kamperend bovenop een berg meer wind te vangen. En dus na een uurtje vertrokken ze weer.
Warm was het zeker, de thermometer op de motor wees al veertig graden aan. Tijd dus voor het zwembad. En daar heb ik vervolgens een uur zitten kletsen met iemand uit Australië over de meest optimale tijd om zijn land te bezoeken. (Arriveren in maart en wegwezen voor de winter in juli.)
Tegen zonsondergang had Çanan weer een maaltijd bereid, dit keer vóór het avondgebed, want we wilden alledrie om vijf uur opstaan om vroeg te kunnen vertrekken. Halil had een cadeau voor me: zijn eigen zakmes dat hij altijd aan zijn broekriem draagt. Maar ik heb al een zakmes (van Hamar gekregen tijdens het afscheidsfeestje) en ik heb, ik hoop zonder 'm te kwetsen, geweigerd. Ik ben oprecht geroerd door zijn gebaar. Het vroege opstaan lukte goed - om half zeven waren we op pad en toen hadden we alles al ingepakt, thee gedronken en foto's gemaakt.
Ik had een route naar het zuiden uitgestippeld via secundaire wegen - de wegen die volgens mijn kaart wel eens onverhard konden zijn. Nou, dat klopte deze keer! Ik heb ongeveer 200 kilometer over zand- en gravelwegen gereden. Ik denk, dat ik ergens een verkeerde afslag heb genomen, want na een uur zandpad was ik helemaal verdwaald. Niet dat het me wat kon schelen - ik had veel te veel lol! Met behulp van het kompas op de GPS in ongeveer de goede richting blijven rijden. En het onvermijdelijke kwam: ik stuitte op een riviertje zonder brug. Eerst dacht ik dat de weg doodliep, maar aan de andere kant van de rivier (ok, beekje) liep de weg verder. De hindernis was tweeledig: eerst een modderpoel, en dan de beek. Ik ben te voet gaan verkennen maar de beek was te diep voor mijn laarzen. Bovendien redeneerde ik dat als ik het niet zou halen ik nog meer dan genoeg kans zou krijgen om nat te worden.
De poel was snel geregeld maar in de beek stokte mijn snelheid. Later bedacht ik dat dat kwam door de weerstand van het water. Wat meer gas hoewel het water al tot boven mijn hoofd spatte gaf me genoeg gang om het in één keer te halen. Ik was toch nog zeiknat geworden, hoewel het slechts spatwater was! Heel even heb ik erover gedacht het nog twee keer te doen maar dat leek mij zoiets als de goden verzoeken. De koffers zijn wel spatwaterdicht, maar als de motor op z'n zij in een beek ligt kon al mijn kleding (rechter kant) of de elektronica, de EHBO spullen en de reserve onderdelen (linker kant) wel eens nat worden.
Uiteindelijk de hoofdweg weer teruggevonden en doorgereden naar de eerstvolgende grote stad. Toen ik daar om twaalf uur aankwam had ik inmiddels vijf en een half uur gereden. De motor heeft 11.000 kilometer z'n laatste (grote) beurt gehad. Ik wilde in ieder geval het absoluut minimale doen: de olie wisselen nu ik redelijk zeker wist dat ik nog goede olie kon kopen. Dus heb ik 4 liter van de beste olie die ik kon vinden (een semi-synthetische) gekocht en ben ik naar zo'n soort garage gegaan. De hele routine met de kleine mannekes begon weer: water, thee, dieselolie (om de velgen, maar later de hele motor mee schoon te maken) en een nieuwe ring voor de carterstop worden vliegensvlug gehaald. De velgen hebben nu een paar schone vlekken, want ze kregen de zwarte bende er alleen af met een schraapmes. En dat zag ik niet zo zitten.
Na de lunch (bij zo'n glijer die me na vijf minuten z'n vriend noemde) weer op weg richting Syrische grens. En opeens middenin een dorpje valt mijn linkerkoffer van mijn motor! Hoe het komt is me nu nog niet duidelijk, maar één van de haken waaraan het ding vast zit is half afgebroken. Hij kan er nog wel op, maar ik vrees dat het ding helemaal scheurt op het eerstvolgende zandpad. In het daaropvolgende dorp gestopt om superlijm te vinden. Ik laat zien wat het probleem is en nog voordat ik met de ogen knipperde werd aan de reparatie begonnen. Het werd een bende - de superlijm zit overal, behalve binnenin de scheur, waar ik de lijm had willen hebben. De volgende keer koop ik mijn materialen en rijd dan weg. De hulp is goed bedoeld maar niet altijd even effectief. Bovendien liepen de drie (!) omliggende terrassen leeg - allemaal kijken en commentaar geven. Er waren wel twintig mensen om me heen (en ik had het al zo warm). Ik wilde niet proberen de grens nog over te steken maar onderkomen te zoeken nabij de grens. Na een paar dagen bergen leek het strand me wel leuk, en dus koers gezet naar de kust. Ik ben terechtgekomen in Cevlik, in een pension geheten Derya. Mijn gastheren heten Halil en Ekram.
Vlak na aankomst een tijd met Menno staan telefoneren, bovenop een heuvel. De remblokken van de achterrem worden wat erg dun en ik heb hier geen moderne BMW motorfietsen of dealers gezien. Menno stuurt blokken op naar Beirut in Libanon. Menno had snel in de gaten dat ik een beetje aan het einde van mijn Latijn was en ik vertelde hem dat ik geen moment rust had.
Ik had ons gesprek nog maar net beëindigd toen er iemand op me afkwam. Ik stond voor een fabriekje waar bronwater werd verpakt. Natuurlijk volgde een rondleiding met na afloop een rondje Coca-Cola. Ik vertrok met een doos vol bekertjes gevuld met water ("het beste van heel Turkije", natuurlijk) uit de nabij liggende bron. Over geen ogenblik rust gesproken...
Güle güle!
Adriaan.
De volgende paar weken zal ik op weg zijn naar Egypte, via Syrië, Libanon, Jordanië en Israël. In geen van deze landen heb ik GSM toegang (tenzij MobiStar inmiddels een contract heeft) en wordt het verzenden van de verhalen erg moeilijk. Het is vandaag zondag 19 juli - over twee weken zal ik mij melden, maar waarschijnlijk moeten jullie het reisverslag dan tegoed houden tot in september....
E-mail die mij wordt toegezonden zal dus onbeantwoord blijven tot die tijd. Ik hoop, dat ik bij terugkomst in een GSM land niet aan twee uur connecttijd kom....